Artikels Aquatropica Kortrijk
Vegetarisch voedsel voor vissen
Martin Byttebier (maart 1997)
Firma’s, waarvan sommige reeds tientallen jaren de voedselbehoeften van de
aquariumvissen onderzoeken, doen immense moeite om ons van de kwaliteit van hun vlokken-,
granulaat- en tabletvoer te overtuigen.
Maar aquarianen zijn bij gelegenheid een rebels en wantrouwig volk. Met de wijsheid in pacht
dat een monotoon kunstvoedselplan niet het beste is voor hun vissen zoeken zij naar een
lekker en voor voedselspecialisten noodzakelijk maar eenvoudig en natuurlijk
alternatief.
Vele aquarianen vangen, kopen of kweken voedselvissen, insecten en hun larven, wormen, kleine
kreeftachtigen en eencellige diertjes. Ze genieten dan van de levendigheid waarmee de vissen
reageren bij het voeren met levend voer.
Plantaardige voeding heeft zich daarentegen niet als een volwaardige vervangingsbron
gevestigd. Met de komst van vele nieuwe harnasmeervallen is er stilaan op dit gebied een
kentering waar te nemen. Deze vissen zijn bijna alle wildvangdieren, zodat er problemen
ontstaan om deze vissen te voederen. In Duitsland, de bakermat van de meervalliefhebbers,
wordt er dan ook naarstig geëxperimenteerd met allerhande alternatieve voedermethodes.
Regelmatig verschijnt dan ook in het tijdschrift van de Duitse vereniging voor aquarium- en
terrariumkunde, DATZ, diverse tips en trucs die ik u niet wil
onthouden.
Erwten
Daar ze voor de vissen veel te hard zijn, mogen erwten niet zomaar in het aquarium geworpen worden. De schil in het bijzonder is zelfs voor grote meervallen ondoordringbaar. Ik kook een halve kg gedurende ongeveer 5 minuten. Wanneer de erwten zich lichtjes laten indrukken, maar nog niet tot moes uiteenvallen, giet ik ze in een zeef. Daarna worden de erwten meteen afgekoeld met veel koud water. Op deze wijze verliezen ze niet te veel water door verdamping waardoor ze anders taai en melig zouden worden. Na het uitlekken doe ik de erwten in een diepvrieszakje dat ik de vorm geef van een dunne plaat. Deze wordt dan in de diepvries gestopt. Zodra de erwten bevroren zijn, kan de zak er uitgenomen worden. Met een slag op de bodem worden de aan elkaar gevroren erwten gescheiden. Door de platte vorm gaat dit gemakkelijk. De erwten doe ik dan in een doos die terug in de diepvriezer gestopt wordt. Zo kan ik te allen tijde de gewenste hoeveelheid erwten uitnemen om de vissen te voeren.
Om te voeren moeten de erwten ontdooid worden. Daarna wordt de groene kern met duim en
wijsvinger uit de bleke schil geduwd en in het water gegooid. Een 10 cm grote Ancistrus eet
zo’n vijftal erwten per dag.
Erwten mogen aan gelijk welke vis aangeboden worden. Men moet er wel opletten of de vissen ze
verteren. Aplocheilus lineatus bv. slikt bij mij regelmatig
ganse erwten door. Deze worden echter bijna onveranderd terug uitgescheiden. Bij plant- of
algenetende vissen mag het erwtenaanbod zeer hoog zijn. Ik heb honderden Ancistrus
opgekweekt, waarbij het voedsel vanaf de eerste dag voor 90 percent uit erwten en voor de
rest uit voedertabletten, artemia’s en later ook muggenlarven bestond.
Nadelig worden erwten pas wanneer ze niet goed gekookt zijn. Te zachte erwten vertroebelen het water en belasten de filter. Te harde erwten worden door de vissen niet gegeten en blijven dan dagenlang in de bak liggen. Slakken hebben op zulke dagen een rijkelijk gevulde tafel.
Spruiten
Het bereiden van de gekuiste spruiten gebeurt zoals bij de erwten. De zeer zacht gekookte spruitjes zijn niet alleen voor grote meervallen geschikt, maar ook als depotvoeder voor kleine vissen. Spruiten kunnen 2 à 3 dagen in het water liggen zonder dat ze bederven. In die tijd knabbelen de vissen er gedurig aan. Spruitjes vertroebelen het water niet.
Foto: B. Tramm, DATZ 2/1992 p. 123
Spruiten heb ik reeds uitgeprobeerd tot tevredenheid van mijn “koekiemonster” (Pterygoplichthys punctatus) die er werkelijk op verzot is. Naast deze vis heb ik tot nu toe enkel mijn blauwe antennemeerval (Ancistrus dolichopterus) van de spruiten zien eten. Enige vertroebeling van het water heb ik niet kunnen vaststellen, wel blijven er veel restjes over (velletjes). Daar ik meestal om de week een deel van het aquariumwater ververs vormt dit voor mij geen noemenswaardig probleem. Voor een plantenbak zou dit misschien problemen kunnen geven.
Wortelen
De wortelen worden in schijfjes gesneden of geraspt en gekookt. Daarna kunnen ze worden ingevroren. Harnasmeervallen eten bij mij alleen wortelen als er geen ander voedsel voor handen is. Kleine geraspte wortelen daarentegen worden door vele cichliden, barbelen, zalmen, karperachtigen en andere met groot enthousiasme gegeten.
Aardapellen
Geschilde, gekookte en in schijfjes gesneden aardappelen blijven in het aquarium ongeveer 6 dagen hard en onbedorven. Ik geef deze schijfjes als depotvoeder voor mijn meervallen als ik voor een week van huis ben.
Vogelmuur (Stellaria media)
Deze als onkruid gekende plant kan men bijna het ganse jaar door oogsten, ook bij sneeuwval of tijdens langdurige vriesperiodes. Men kan deze plant ook kweken op de vensterbank, in serres of bloempotten, wat vooral in de winter een voordeel vormt. Het groene gedeelte van deze plant wordt gewassen en daarna overgoten met kokend water. Je zal verbaasd staan welke hoeveelheden van deze plant door een zwerm jonge Ancistrus of Rineloricaria verorberd kunnen worden.
Bij gebruik van muur is er toch enige voorzichtigheid geboden. Indien verzameld langs wegbermen en veldranden kan dit onkruid schadelijke stoffen, zoals lood en insecticiden, bevatten. Voor het welzijn van de vissen is het dus beter ze te plukken op plaatsen ver van akkers en wegen verwijderd of beter nog, ze in eigen tuin te verzamelen.
Topinamboer (Helianthus tuberosus)
Deze plant wordt ook aardpeer of Jeruzalemartisjok genoemd en laat zich
eveneens het ganse jaar door oogsten. Een nadeel is dat de knollen week worden indien men
ze een lange periode bewaart. De topinamboerknollen worden ongeschild in schijfjes
gesneden. Deze schijfjes worden, eenmaal op de bodem van het aquarium, urenlang door
meervallen afgesabbeld. Dit voedsel leent zich ook uitstekend als depotvoeder, daar het
tot een week in het aquarium kan liggen zonder dat het bederft.
Een bijkomend voordeel is dat deze tot 3 m hoge plant met mooie gele bloemen kan gebruikt
worden in de tuin als een gezichtsbelemmeraar.
Het is algemeen bekend dat vele harnasmeervallen voor hun spijsvertering ruwe celstoffen nodig hebben. Zo gebruik ik naast het gebruikelijk kiemhout ook nog wilgetwijgjes in het aquarium. Deze kunnen het ganse jaar door afgesneden worden, waarop ze voor het inbrengen ontbladerd en ontschorst worden. Ik gebruik vingerdikke twijgjes die ik na het ontschorsen grondig afspoel. Deze in de bodemgrond gestoken takjes kunnen tot 6 maanden in het aquarium blijven.
De aardpeer is een zonnebloemachtige plant met eetbare knollen. De plant gelijkt veel op de zonnebloem, met dat verschil dat de bloemen klein zijn en er knollen aan de wortels groeien. Deze knollen schijnen erg lekker te smaken en zijn in het bijzonder geschikt voor diabetici, omdat ze bepaalde suikers (inuline en laevulose) bevatten en geen zetmeel.
De topinamboerknollen vormen een nog grotere lekkernij dan spruiten. In het artikel wordt er niet vermeld of de knollen al dan niet gekookt moeten worden. Ik heb zowel ongekookte als gekookte knollen geserveerd en daarbij viel op dat de meervallen weliswaar van de ongekookte schijfjes kwamen proeven, maar daar bleef het bij. Toen ik gekookte schijfjes gaf, waren deze in een mum van tijd overspoeld door de meervallen. Naast de meervallen (Pterygoplichthys punctatus, Peckoltia spec., Ancistrus dolichopterus, Rineloricaria spec.) kwamen ook clownbotia’s (Chromobotia macracanthus), Gastromyzon punctulatus, jazelfs de bruine modderkruiper (Pangio pangia) aan de aardperen sabbelen. Na enkele uren was enkel de schil nog over.
Om de aardperen te koken neemt men, indien men een echtelijke ruzie wil vermijden, liefst een oude kookpot. De knollen scheiden tijdens het koken immers een groene stof af die zich vastzet op de wanden en de bodem van de kookpot. Achteraf is deze groene laag enkel te verwijderen met een flinke schrobbeurt.
Eikenbladeren
Oorspronkelijk gebruikte ik eikenbladeren om een bladvalzone na te bootsen in het aquarium. Het 1 m lange aquarium was met verschillende pantsermeervallen en jonge Ancistrus bevolkt. Naast het gewone voedselrantsoen aten de meer dan 50 jonge Ancistrus en pantsermeervallen ook de ongeveer 5 cm dikke bladerenlaag, met uitzondering van een paar bladtippen, op in een tijdsspanne van 4 maanden. Mijn aanvankelijke vrees dat deze bladeren relatief snel zouden ontbinden bleek ongegrond, daar ze uit het aquarium verdwenen waren vooraleer een eventuele verrotting kon optreden. Tevens kon ik observeren dat mijn Corydoras paleatus, C. panda en C. melanistius zich ook te goed deden aan de bladeren.
Sindsdien gebruik ik in mijn kweekbak voor harnasmeervallen ook enkele grote eikenbladeren. De in de herfst verzamelde bladeren moeten, indien ze niet direct gebruikt worden, gedroogd worden, dit om schimmel te vermijden. Vooraleer ze in het aquarium te brengen overgiet ik ze met kokend water. In een emmer worden ze dan zolang geweekt tot ze ondergaan. Dit gebeurt na 5 à 6 dagen. Tijdens die periode ververs ik 1 à 2-maal het water. Het oude water heeft dan een mooie barnsteenkleur aangenomen en heeft naargelang de uitgangswaarden een pH van 6. Dit water kan eventueel gebruikt worden om zalmen te kweken in een verhouding van 1:1 met onthard water.
Brandnetels
In de lage landen komen er twee soorten netels voor nl. de grote brandnetel (Urtica dioica) en de zeldzamere kleine brandnetel (Urtica ureus). Naast zijn toepassingen in de volksgeneeskunde is deze plant ook gekend bij de biologische tuiniers, waar bv. een aftreksel van brandnetels een bestrijdingsmiddel vormt tegen bladluizen of ook nog als bladversterkende meststof (ijzer en stikstof). In slechte tijden werden deze planten ook door mensen gebruikt om hun honger te stillen. Wat goed is voor de mensen kan niet slecht zijn voor de vissen.
De brandnetel bevat naast chlorofyl en vit. C, ook vele organische zuren, looistoffen,
vit. A en mineralen zoals kalium en ijzer.
Volgens oude kruidboeken zou de beste pluktijd van mei tot juli zijn. Waarschijnlijk bevatten
de netels dan het meest mineralen en vitaminen. Het is aan te raden ze te plukken op plaatsen
ver verwijderd van wegen en akkers, dit om te vermijden dat er schadelijke stoffen zoals lood
en insecticiden in het aquarium terecht komen.
Na het plukken worden de netels gebundeld te drogen gehangen. Van zodra men de bladeren
gemakkelijk van de stengel kan trekken, worden ze op papier open gespreid en verder gedroogd
totdat ze broos geworden zijn. Dan worden deze bladeren tussen de handpalmen fijn gewreven.
Uit deze fijn gewreven massa worden de grootste bladstengels verwijderd. Ter afsluiting wordt
deze massa in een afgedankte koffiemolen verder tot zeer fijn poeder vermalen. Bewaard in een
plastiek doos op een droge plaats, is dit poeder bijna onbeperkt houdbaar, wat het voordeel
biedt dat men op elk ogenblik een verse portie voedsel kan bereiden.
Urtica dioica
Urica ureus
Voor de bereiding bestaan er verschillende recepten:
- Een eerste mogelijkheid bestaat hierin dat men een pasta maakt van het poeder en
andere bestanddelen zoals vlokkenvisvoer en tarwekiemen en dit bindt met agar-agar. Daarvoor wordt
8 gr poedervormige agar-agar onder roeren in 1 l heet water opgelost. Niet koken!
Daarin doet men onder constant roeren een halve liter van de verpulverde toevoegingen,
die men best op voorhand heeft vermengd. Eventueel kan men ook een kleine hoeveelheid
vitaminenpreparaat, vruchtensap e. a. toevoegen. Daar het gelateerproces bij het
afkoelen van de massa zich vlug instelt, moet men zeer vlot te werk gaan. De nog warme
massa kan tenslotte in vormen ter grootte van een portie gegoten worden. In het
bijzonder bij het bewaren in de diepvries bespaart dit portiegewijs verdelen ons
achteraf de lastige karwij om een groot stuk tot een portie te verkleinen. Diepgevroren
kan men deze pasta meer dan een jaar bewaren en gebruiken.
- Een tweede methode is nog veel eenvoudiger. Het poeder wordt met water vermengd totdat men een smeerbare brij bekomt. Deze brij wordt dan in een dun laagje uitgesmeerd op glas, leisteen, steen, enz. en gedroogd. De brij mag echter niet te droog worden, daar ze anders loskomt van het substraat. Voor drijvend voedsel smeert men de pasta uit op papier.
Met geen enkel andere soort plantaardig voedsel heb ik zo’n goede ervaringen gehad. Nog vooraleer het blokje volledig ondergedompeld is storten de vissen zich reeds op het voedsel. Ook slakken laten het zich smaken. Mijn kogelvissen vinden op die manier gemakkelijk hun eten.
Tenslotte nog dit, als men vaak genoeg brandnetels verzamelt, worden handschoenen vlug overbodig.
- Bronnen
- Bernd Tramm, Vegetarisches für Süßwasserfische, in DATZ 2/1992 p. 122-123
- Achim Lutz, Vegetarische Ernährung von Aquarienfischen, in DATZ 4/1993 p. 266-267
- Helmut Wendenberg, … zwei Futterrezepte für Loricariiden-Pfleger, in Wels Jahrbuch 1993, p. 27
Laatst bijgewerkt: donderdag 26 december 2013 20:10:42 +0100