Artikels Aquatropica Kortrijk
APONOGETON
Kristof Dierckens (april 1994)
Inleiding
Deze familie van aquariumplanten heeft enkele mooie en interessante soorten. Ze zijn wel
wat moeilijker te houden, maar ze geven de aquariaan veel genot. Er zijn reeds 43 soorten bekend waarvan 11 uit Madagascar, 15 uit Afrika, 11
uit Zuid-Oost Azië, 4 uit Australië en 2 uit Nieuw-Guinea. Deze familie ontbreekt dus in
Zuid-Amerika.
De planten leven bijna allen constant onder water (submers) en hebben allen een wortelknol of
rhizoom waaruit de bladeren ontspringen.
Eisen
De meesten verlangen een temperatuur van 22–28 °C en een waterhardheid van 6–8 DH. Aan het licht stellen ze weinig eisen. Wel moet voldoende plaats voorzien worden, daar het vaak robuuste planten worden. Meestal worden ± 10–30 bladeren gevormd. Na een periode vallen de bladeren af of stopt de groei. Deze periode komt overeen met de droogteperiode in het gebied van herkomst. Dan dient men bij sommige planten de knol uit het aquarium te verwijderen om verrotting in de bodem te voorkomen. De rustperiode kan 2 tot 4 maanden lang zijn. De knol wordt gedurende die periode in een met vochtig zand gevulde plastiekzak bewaard. Na deze rustperiode kan men de knol terug in het aquarium brengen. Er dient wel op gelet te worden dat de wortelknol niet volledig in de bodem wordt gestopt daar dit de kans op verrotting vergroot.
Bloeiwijze
Sommige soorten vormen gemakkelijk bloemen die op een lange steel staan. Afrikaanse
soorten bloeien met meerdere bloeiaren, terwijl de Aziatische slechts één bloeiaar
ontwikkelen per bloemstengel. Voor de volledige ontwikkeling van de bloeiaren moet voldoende
plaats zijn tussen het wateroppervlak en de dekruiten. Men kan de bloeiaar natuurlijk ook uit
het aquarium laten groeien door bijvoorbeeld het glaasje dat de voederplaats afdicht wat op
te schuiven.
De bloemen bestuift men best kunstmatig, want de natuurlijke bevruchters, zoals insecten,
zijn bij ons niet aanwezig.
Bestuiving
Om de bloemen kunstmatig te bestuiven kan men met een klein penseeltje over de bloeiaren
wrijven.
Een andere methode is de volgende: een voederring wordt over de bloeiaar geschoven en op het
water gelegd zodat het stuifmeel dat van de bloempjes valt in deze ring blijft. Als er genoeg
stuifmeel in de ring is, trekt men de bloeiaar met draaiende bewegingen onder water. Als de
bevruchting geslaagd is, verdikken de vruchtknoppen reeds na enkele dagen. Voor alle
zekerheid kan men de kunstmatige bestuiving na 2 of 3 dagen herhalen. Soms lukt de
bevruchting helemaal niet. Het kan zijn dat men hier te maken heeft met een soort die steriel
is voor haar eigen stuifmeel. Zo'n plant kan enkel bevrucht worden met het stuifmeel van
een andere. Ongunstige levensvoorwaarden in een aquarium kunnen echter ook de
vruchtaanzetting verhinderen. Bij een te hoge temperatuur in de lichtkap verbranden of
verdrogen de bloemen. Is het te vochtig, dan kunnen de bloemen verrotten. Door enkele dagen
de verlichting te verminderen, de watertemperatuur te laten zakken en/of het openen van de
dekruiten kan men voor drogere en koelere lucht zorgen. Na circa 2 maanden zijn de zaden rijp
en laten ze los, waarna zij ongeveer 2 dagen blijven drijven om daarna naar de bodem te
zinken. Spoedig hierna begint het kiemen.
Opkweken van zaailingen
Het opkweken van de kleine zaailingen is in het diepe water van grote aquaria wat problematisch, maar dit is gemakkelijker te realiseren door de zaailingen enige tijd drijvend te laten groeien in een kleiner aquarium bij lage waterstand tot ze 3 à 4 cm groot zijn. Hierna kunnen ze op een vrije plaats uitgeplant worden. Onder gunstige omstandigheden groeien ze dan goed verder. Ze mogen echter voor dat ze 1 jaar oud zijn, beslist niet in hun groei gestoord worden, vb. door verplaatsing. Hiernaast zie je Aponogeton ulvaceus uit Madagaskar. De geelgroen gegolfde bladeren maken de plant zeer decoratief.
Ervaringen
Toen ik nog een plantenbak had, heb ik enkele soorten Aponogetons met meer of minder succes gehouden. Laat ik het eerst even hebben over de meest bekendste: Aponogeton crispus is één van de meest gehouden soorten. Ze wordt gevonden in Sri Lanka. Ze kan zich bijzonder goed aanpassen aan de omstandigheden in het aquarium, zelfs hard water vormt geen probleem. Bij onvoldoende lichtsterkte, worden de bladstelen langer. Dit heeft dan een minder mooi effect, maar door kleiner blijvende plantjes ervoor te planten, kunnen we de zaak verbeteren. De bladeren zijn gewoonlijk tamelijk lichtgroen. Ze worden tot 30–40 cm lang en kunnen 2–4 cm breed zijn. Regelmatig worden bloemen gevormd, soms worden meerdere bloeistengels terzelfdertijd gevormd met steeds één bloeiaar die op de hogervermelde wijze kan bevrucht worden.
Aponogeton madagascariensis (gaasplant)
Zoals uit de wetenschappelijke naam kan worden afgeleid, stamt deze plant uit Madagascar.
Haar Nederlandse naam dankt ze aan het ontbreken van het bladmoes, zoals duidelijk op de foto
te zien is.
De bladeren staan in een rozet op de wortelknol ingeplant. De lengte van de steel en de
bladvormen kunnen verschillen. Sommige planten hebben relatief smalle bladeren (tot 8 cm en
40 cm lang), terwijl andere tot wel 15 cm brede bladeren hebben. Mogelijk hebben we hier met
varianten te doen of is dit verschil gewoon te wijten aan de verzorging (lichtsterkte,
voeding , hardheid, ...)?
Door de structuur van de bladeren moet men zoveel mogelijk zweefvuil vermijden. De deeltjes
raken tussen de nerven waardoor het blad plaatselijk kan verrotten. Een krachtige mechanische
filter is hier aangewezen. De plant valt dan ook gemakkelijk ten prooi aan draad- en
penseelalgen. Men kan ze daarom best niet onder te fel licht plaatsen. Drijfplanten bewijzen
uitstekende diensten zodat andere planten toch voldoende licht krijgen. Het blijkt dat een
lichte waterstroom een positief effect heeft op de groei.
Het water speelt een enorm belangrijke rol. De temperatuur ervan mag niet hoger liggen dan 25 °C, anders kwijnt de plant langzaam maar zeker weg. Licht aangezuurd (± pH 6,5) en zacht water geven de beste resultaten. De plant verdraagt geen oud water waardoor veel en regelmatig dient ververst te worden, wat trouwens de andere aquariumbewoners ook ten goede komt. Indien de waterkwaliteit te slecht wordt, komen de nieuwe bladeren wit-gelig te voorschijn. Als dit gebeurt, kan je best direct zoveel mogelijk water verversen.
De plant is een krachtige groeier, als ze over vodoende voeding beschikt. Toevoegen van droge stukjes klei rond de knol helpen grotendeels aan de vraag tegemoet te komen. In het boek “Aquariumplanten” door Prof Dr. H.C.D. De Wit adviseert men daar nog houtskool aan toe te voegen. Men dient er op te letten dat de wortelknol niet volledig in de bodem steekt. De groeipunt dient een weinig boven het bodemoppervlak uit te steken anders loop je gevaar dat de jonge blaadjes onvoldoende kracht hebben om door het bodemoppervlak te geraken. Het best kan men de wortelknol in een geultje of putje leggen, waarna hij zichzelf vastankert.
Als we de plant goed verzorgen en we hebben ook een portie geluk, zal ze bloeien. Een
groenvlies omvat de twee bloemaren (zie foto). Veelal bereikt de bloeistengel niet de
oppervlakte, niettemin kan toch bevruchting optreden. De vruchtbeginsels gaan dan zwellen en
laten na een zekere tijd los. Dan drijven ze enkele dagen waarna ze naar de bodem zinken.
Doordat ze een tijdje drijven, worden de zaden met de waterstroming verspreid. Als de zaden
op een geschikte plaats terecht komen, wortelen ze waarna zich enkele bladeren vormen. In de
natuur bloeit de plant in november en december. Na een periode stagneert de groei en vallen
de bladeren af, de plant gaat dan in rust. De knol kan beter uit het aquarium worden
verwijderd en bewaard in een plastiekzak met vochtig zand. Na ongeveer 5–7 weken kan men de
knol terug op de hoger vermelde manier planten.
Al bij al is het zeker geen beginnersplantje. Bij de aanschaf moet men er op letten dat de
knol voldoende (min. 1,5 cm diameter) groot is.
Aponogeton ulvaceus wordt eveneens in Madagascar
gevonden.
De bladeren zijn licht groen en sterk gegolfd. Er moet voldoende plaats voorzien worden daar
deze plant kan uitgroeien tot een enorme solitair. De plant verkiest helder water, veel licht
is dus de boodschap. De bladeren worden makkelijk 30–40 cm lang en tot 4 cm breed. Het
toevoegen van klei heeft een duidelijk positieve invloed op de groei. Terug mag de wortelknol
niet volledig in de bodem gestopt worden. De plant verdraagt zonder problemen een neutrale pH
en een hardheid van 6–10 DH. De temperatuur mag variëren van 22 tot 25 °C.
Met deze drie aponogetons heb ik, toen ik nog een plantenbak had, meer of minder succes
gehad. A. madagascariensis is natuurlijk wel de moeilijkste. Nadat reeds enkele
planten gestorven waren, heb ik de temperatuur verlaagd wat meteen veel betere resultaten
gaf. Blijkbaar worden deze planten veelal bij te hoge temperaturen gehouden.
Met A. crispus had ik niet de minste problemen. De planten bloeiden regelmatig en
bevruchting met kiemkrachtige zaden kwam regelmatig voor. Het opgroeien van de kiemplantjes
was echter niet zo gemakkelijk. Ik liet de zaden namelijk ronddrijven in het
gezelschapsaquarium, waarna ze veelal tussen de andere planten belandden waar blijkbaar niet
voldoende licht was. De zwaarddragers beten soms ook de zich ontwikkelende worteltjes af, wat
voor die jonge plantjes natuurlijk niet voordelig was.
Laatst bijgewerkt: donderdag 26 december 2013 22:29:25 +0100